Verslag 4:
Het leven zoals het is: Bergstammen.
De
Tenasserim berg-keten vormt de natuurlijke grens tussen
Myanmar (Birma) en Thailand. In dit toch wel spectaculair,
sappig groen landschap liggen Pai en Soppong. Beide dorpjes
hebben op zich weinig te bieden en dienen vooral als alter-natief
vertrekpunt voor trektochten door de prachtige bossen en
rijstvelden naar de talrijke bergstammen. Het leefritme
in deze twee dorpjes is een pak relaxter als in Chiang Mai.
In Pai werden we dan ook voor het eerst overvallen door
een onvervalst luilekker vakantiegevoel. Wij hebben blijkbaar
drie weken nodig gehad om op onze positieven te komen (te
ontstressen?).
Pai is een kleurrijke mengeling van
etnische Thai, bergstamminderheden, moslims en toeristen
waarvan de meeste erbij lopen alsof ze recht van Woodstock
komen. Naast die neo-hippies zijn de in burka's gehulde
moslimvrouwen op Hondascooters best wel opvallende verschijningen.
Toch een beetje gek dat dat ene moskeetje, voor die drie
moslimfamilies, door een heel bataljon luidsprekers hun
waarheid aan iedereen opdringt. Dit in schril contrast met
het boeddhisme dat ons overkomt als een erg open religie.
Soppong is een echt gat maar we hebben
er een redelijk idyllisch hotelletje gevonden met drie bungalowtjes
tegen de berg geplakt en een restaurant aan de rivier ...
mmmm! Op aanraden van Belgische reizigers gingen we proberen
om van hieruit een driedaagse trekking te ondernemen onder
leiding van gids 'Sunny'. Deze laatste was nog tijdelijk
vermist en in afwachting hebben we nog maar eens een Honda
gehuurd om onder andere de Tham Lot grotten te bezoeken.
Om dit grottenstelsel te verkennen
moet je een gids (en zijn lantaarn) inhuren en hier en daar
een bamboevlot op omdat je enkel via een rivier de verschillende
grotten kan bereiken. Het zijn geweldig hoge grotten met
de nodige stalagmieten en -tieten, vleermuizen, ... alles
erop en eraan. Het lantaarnschijnsel was jammer genoeg niet
voldoende om alles naar ware omvang en schoonheid in te
schatten. De gammele vlotten worden door Thaise mannen,
tot aan hun middel in het koude water, voortgeduwd. Eén
bezoeker hebben we in het water zien tuimelen nadat hij
iets te enthousiast de honderden vissen wilde voederen.
Voor deze vlotten moest je dan weer per ritje extra betalen.
Soit, dit alles maar om te illustreren dat het allemaal
weer met een serieuze Thaise hoek af was geregeld.
In een Lisu (bergstam)dorpje zijn
we platgereden met den brommer, negen kilometer van ons
hotel. Op onze voettocht terug bood een Thaise medemens
ons een lift aan. Klein detail: hij was zelf ook maar met
een scootertje. Wij hadden hier al heelder families op een
motor gestouwd zien rondrijden, maar dat wij ook met z'n
drieen op dat ding zouden geraken heeft ons aangenaam verrast.
Zonder kleerscheuren zijn we (Thai aan het stuur, Erik tussenin
en Sally bijna op het achterwiel) tot in Soppong geraakt.
De gids liet nog een dag extra op
zich wachten, dus wij pas op maandag de bergen in.
Sunny was met onze voorafbetaling
van de trekking het lokale supermarktje gaan leegkopen.
Pané, maakt zelf deel uit van de Noord-Thaise bergstam
de Zwarte Lahu, droeg al het eten in een rieten mand op
zijn rug. Met z'n vieren wandelden we in een viertal uur
door het nationaal park naar een Rode Lahu stam. "Same
same as Black Lahu, but different" zoals de Thai het
zelf zo mooi verwoorden. Onze gidsen waren aanvankelijk
wat zwijgzaam en het pad moest op sommige plaatsen nog gekapt
worden; steil bergop door een bos of dwars door een chilibonenveld.
Het dorp van de Rode Lahu is een
verzameling houten hutten met een hoog Bokrijkgehalte. De
mensen wonen er in bamboe paalwoningen met onder hen de
varkens, kippen, eenden, katten en honden. In de hutten
geen tafels, stoelen of kasten, wel een vloer voorzien van
de nodige spleten waardoor etensresten en ander afval naar
de dieren op de benedenverdieping kunnen gekeerd worden.
Geen elektriciteit, geen stromend water, wel een open vuur
in een zandbak om te koken in het midden van elke hut. Met
z'n vieren aten en sliepen we in de leefruimte van de hut
van een kroostrijk gezin. Tijdens en na de wandeling door
het dorp kwam de grappenmaker en verteller in Sunny naar
boven. Zo wist hij dat hier al vanaf de gezegende leeftijd
van 17 jaar wordt gehuwd, hoewel meestal niet voor het leven.
Scheidingen en hertrouwen zijn dagelijkse kost. Anticonceptie
is daarentegen taboe en de ietwat domme blik in sommige
ogen doet serieuze inteelt vermoeden. Onder leiding van
hun sjamaan aanbidden ze allerhande natuurgoden.
Sunny's spelletjes en moppekes trokken
de aandacht van de buren en op één twee drie
zat onze hut vol Rode Lahu's. Hij is ook een verdienstelijke
kok en propte ons gedurende drie dagen vol met kleefrijst
met banaan, wentelteefjes, zelfgemaakte chips en meer van
dit lekkers. Pané en de andere Lahu's daarentegen,
aten 's morgens, 's middags en 's avonds steevast rijst
met chilibonen en zout.
Dag twee hebben we bij momenten serieuze
peren gezien en ontpopte Pané zich als een echte
padvinder, in de ware zin van het woord. Drie vierde van
de tijd was het wroeten door woeste natuur en als we dan
eens even op iets belandden dat voor een pad kon doorgaan
was het even verder wel gebarricadeerd voor de waterbuffels.
Vooral het concentreren op elke stap die je zette maakte
het zo vermoeiend. De mooie vergezichten en bergpassen maakte
dat echter meer dan goed.
De tweede nacht brachten we door
bij de ouders van Pané in een Zwart Lahu dorpje.
Hier heeft de elektriciteit al wel zijn intrede gedaan maar
de huizen zijn nog wel volgens hetzelfde pricipe opgebouwd.
Deze Lahu's wonen in huizen van teakhout i.p.v. bamboe en
de huwelijken houden er (genoodzaakt) langer stand. Volgens
Sunny is dat omwille van de veel grotere bruidschatten die
hier moeten betaald worden. Hier hebben we een hele bende
buurtkinderen oprecht blij kunnen maken met enkele simpele
balonnen. Die avond heeft Sally ons alledrie leren 'pappen'
(kaartspel a la Rummicub) en zijn we vroeg en afgepeigerd
op ons plank en onder de wol gekropen.
De laatste dag was het vooral de
kortste terugweg naar Soppong zoeken en weer serieus ploeteren
geblazen. Nog minder paden dus, maar Pané leidde
ons wel tot bij een in het bos verscholen grot. Met kaarsen
en onze koplamp zijn we even afgedaald om duizenden jaren
oude (uit boomstammen gehouwen) doodskisten te bekijken.
We zagen er maar deerlijk uit bij
aankomst in Soppong (broeken vol slijk, t-shirts vol graszaad)
waar Sunny ons uitnodigde voor een laatste middagmaal in
zijn noedelshop. De trekking was heel plezant en het dorpsleven
interressant en heel echt. Jammer dat ze in hun arme -doch
gelukkige- bestaan het evenwicht van de omringende natuur
lelijk uit het oog verliezen door massaal te ontbossen ten
behoeve van de landbouw. De overheid zou op dit vlak best
wat meer in de pap kunnen brokken, zeker omdat dit alles
in een nationaal park afspeelt.
Eén nachtje recupereren in
Pai en dan heel Thailand door. 4 uur bus, 14 uur nachttrein,
terug 6 uur bus en een uur per boot later zitten we op Ko
Chang. Het tweede grootste en pril toeristische eiland van
het land.
Sally en Erik
Blijf op de hoogte!
Wil je verwittigd worden
als er een verslag is verschenen of we nieuwe foto's hebben
doorgestuurd? Schrijf je dan als de bliksem in op onze Nieuwsbrief.
|