Verslag 3:
Van een gek boerengat naar de tweede grootste stad
Met
een lokale bus en via ontelbare omwegen kwamen we
vanuit Kanchanaburi aan in Uthai Thani. Het is te
zeggen; in de buurt van Uthai Thani want de
buschauffeur had ons bij wijze van spreken op een autostrade
gedropt. Hij sprak geen letter engels (voorteken?) en kon
ons bijgevolg niet zeggen hoe we
in het eigenlijke dorp moesten geraken. Wat gebarentaal
en een andere bus later stonden we uiteindelijk toch op
de stoffige markt van onze
bestemming. Het was de bedoeling van hieruit het Huay Kha
Khaeng wildreservaat te bezoeken. Onze reisgids had al gewaarschuwd
dat het niet gemakkelijk zou zijn, maar dat echt niemand
ons verstond of meer info kon geven hadden we niet verwacht.
In het reservaat zelf
en bij het ministerie van bosbouw namen ze de telefoon niet
op. Daar konden we dus al een streep trekken door onze vooruitzichten
op kuddes olifanten en wilde tijgers. Uthai Thani is een
boeregat als Koningsjut,
maar voor 1 of andere gekke reden beschikt het wel over
een heus congrescentrum met bijhorend driesterrenhotel.
Het enige hotel in de buurt... Het drievoud van ons normaal
slaapbudget dus maar
gespendeerd aan een lekker zacht bed in een airco kamer.
De teleurstelling hebben we dan doorgespoeld met blikjes
Singhabier voor de Thaise kijkbuis. Nog even over de lokale
avondmarkt geslenterd waar we enkele keren zachtjes aan
de arm of op de bil getikt werden. We vermoeden dat ze wilden
voelen of ons wit velleke wel echt was. Mijlenver was inderdaad
geen enkele andere tourist te bespeuren. En wij weten nu
ook waarom.
Dag en nacht verschil dus met onze volgende halte; Sukhothai.
Dat betekent 'begin van geluk' dus daar moesten we zijn.
Het begon inderdaad goed met het vinden van J&J Guesthouse,
uitgebaat door Bruggeling Jacky en zijn thaise vrouw. Hij
zette ons goed op weg
naar het oude stadsgedeelte waarvoor Sukhothai bekend is.
Dit was de allereerste hoofdstad van Siam (zo heette Thailand
tot voor 50 jaar) en was in lang vervlogen tijden de spil
van de Thaise beschaving. Nu
is dit een 640 ha groot historisch park en daar hebben we
dan maar een fietske voor genomen. Het voormalige stadscentrum
is omgeven door een prachtig park met welgekomen schaduwrijke
plekjes. Het valt weeral op dat de Thai geen bedreven geschiedschrijvers
waren.
Bij een tempel- of ruinebezoek word je steevast rond de
oren gekletst met olifantenduels en vage heldendaden. Wat
blijkbaar vooral telt is de
spiritualiteit rond de oude sites, terwijl de historische
feiten met de nodige korrel zout moeten genomen worden.
Was allemaal wel knap maar wij werden er niet warm of koud
van.
Dan maar naar Chiang Mai, de tweede grootste stad van Thailand.
De omwalde binnenstad is een pak minder hectisch als Bangkok
en in de vele rustige zijstraatjes (soi's) gingen we op
hotelletjesjacht. De
meesten zaten echter nokvol. Iedereen gebruikt immers Chiang
Mai als uitvalsbasis voor een trekking in het noorden en
droog seizoen is hoogseizoen. Elke guesthouse, bakker of
kapper biedt hier wel een unieke 'eco'-trekking aan naar
'authentieke' bergstammen gecombineerd met olifantenritten
en vlottentochten. Wij zijn van plan op eigen houtje naar
het noorden af te reizen en vanuit het weinig bekende Soppong
een
trektocht te regelen (tip van een Wegwijzerlid). Ons plan
viel blijkbaar niet in de smaak van onze hoteleigenaressen.
Libra Guesthouse organiseert zelf ook trekkings en van zodra
het duidelijk was dat ze
niets extra aan ons konden verkopen (geen kookcursus of
trekking) hadden we de indruk dat ze ons liever kwijt dan
rijk waren. Toen we onder andere deze bemerking in het gastenboek
aan het schrijven waren, schopten we blijkbaar tegen Thaise
schenen want het boek werd ons uit de handen getrokken.
Na een eenrichtings-scheldpartij hebben we onze intrek maar
genomen in het iets gemoedelijkere Orchid House.
Enfin, ondertussen zijn er weeral een aantal Wat's de revue
gepasseerd; o.a. de op een bergflank gelegen Doi Suthep.
Dit is een belangrijk bedevaartsoord voor de Thai en daar
moesten we 's zondags dan ook eens een kijkje gaan nemen.
Het openbaar vervoer wordt hier gedaan door sii-lors, wat
eigenlijk rode omgebouwde pick-up trucks zijn. Die mannen
rijden hier dik en voor 10 Baht voeren ze je naar eender
waar binnen de stad. Den berg op kostte
wat meer dan berg af. Als die eerder vermeldde bakker of
kapper geen
trekkings organiseert, doet hij wel massages voor en na.
Toch nog maar eens vertrouwd op onze Footprint reisgids
en zo het kaf van het koren kunnen scheiden. Bij Let's Relax
kostte een massage vier keer meer dan
op een ander maar de professionele aanpak en het luxueuze
kader maakten het echt wel de moeite. Ze namen ons van kop
tot teen onder handen en voor de masseusekes zelf was het
ook een hele turnoefening.
Ellebogen, voeten, knieen, ... ze gooiden het allemaal in
de strijd. Deze uitspatting konden we ons veroorloven dankzij
de 'meutjes' die ons voor elk land zo'n extraatje hebben
cadeau gedaan. De kers op de
taart was een BigMac menu. Een welgekome afwisseling op
de rijst en noedels. Maar het moet gezegd: Thaise kost is
echt wel lekker.
De Chiang Mai Zoo heeft een Chinees pandakoppel op bezoek.
Heel de stad is bezaaid met handgeschilderde reclamepanelen.
Wat blijkt aan het loket, we waren drie dagen te vroeg,
de panda's waren nog volop aan
het acclimatiseren! Toch hebben we nog een stiekeme glimp
van de beestjes kunnen opvangen door een smal raampje en
op de bewakingsschermen. Verder hadden we de 'zoologie'
voor ons alleen en was het weer zweten geblazen op de steile
hellingen van het park. Een
baby-nijlpaardje, een olifantje van amper drie dagen en
een vette oerang-oetang konden ons wel bekoren maar de dierenverblijven
zijn hier maar schraal terwijl dit toch de betere zoo van
Thailand is.
Om ons volledig onder te dompelen in de Thaise manier van
doen, MOESTEN we wel een moto huren. Het werd een Honda
Dream 110cc en Samoeng onze bestemming. Deze rit kronkelde
al mooi tussen de bergen en was dus al een voorsmaakje van
wat ons nog te wachten staat de
komende week. Na al die stadse drukte was het zalig om alleen
het ruisen van de wind en het tsjirpen van de vogeltjes
te horen (nadat we de Honda hadden stilgelegd natuurlijk).
Onze trip bracht ons ondermeer naar de Queen Sirikit Botanical
Gardens; een park van 400 ha met weelderig aangelegde tuinen
en serres waar ook ons beider moeders hun groene vingers
bij zouden aflikken. Maar
net zoals de zoo en Doi Suthep, was ook dit park tegen een
berghelling geplakt en stonden we weeral goed in het zweet.
We beginnen er stilaan achter te komen waarom de Thai overal
met de auto of brommer doorboren ...
Voor ons vertrek naar Pai nog even de fameuze nachtmarkt
bezocht waar we net geen samoerai zwaard kochtten. Ook al
zakte de prijs de prijs van 5000 naar 2000 Baht bij het
tonen van enige interesse. Geen lef
he...
Erik en Sally
Blijf op de hoogte!
Wil je verwittigd worden
als er een verslag is verschenen of we nieuwe foto's hebben
doorgestuurd? Schrijf je dan als de bliksem in op onze Nieuwsbrief.
|